woensdag 12 november 2008

Luna

Mijn kamer heeft een klein raam op het zuiden. Een paar nachten per jaar, als het helder weer is en volle maan, schijnt de maan erdoor naar binnen. En soms, rond twaalf uur 's nachts, precies op mijn hoofdkussen.

Dat zijn van die momenten die ik graag zou willen delen.

Er liep een oude indiaan langs het water. Hij keek omhoog en zag de maan. En hoe ver hij ook liep, de maan ging altijd met hem mee. Hij besloot dat de maan zijn vriend was en schreef een lied voor hem. Dit verhaal vertelde mij, jaren geleden, een muzikant in de exotische volksmuziek. Het lied weet ik allang niet meer, het verhaal is me bijgebleven.

De maan is de spiegel van de zon, de schaduw, de keerzijde. Het symbool van de nacht, en daarmee van de duisternis. Maar juist in de duisternis een baken, dat de staten verbluffend verlicht. Ik sta er iedere keer met volle maan weer van te kijken.

In de jaren zestig stonden er mannen op de maan. Tenminste, dat wordt beweerd. In de commentaarsectie van het YouTube filmpje van de maanlanding is al tijden een felle discussie gaande. "Ik zie de vlag wapperen! Het is allemaal nep!" "Sodemieter toch op man, dat hoort zo bij minder zwaartekracht!" In de ruimterace van de Koude Oorlog stonden de Russen bijna de hele tijd voor: Ze hadden de eerste satelliet, de eerste hond-in-space, de eerste ruimtevaarder. Maar de Amerikanen pakten de hoofdprijs: Mannen op de maan. Die zonder kleerscheuren terugkeerden. De ultieme realisatie van de American Dream, of het ultieme complot? Ik weet het niet.

Het lijkt me sowieso nogal een saaie bedoening, daar in de ruimte. Maar dat terzijde.

En dan Luna. Het orgaan waarvan ik in een vorig leven, nog niet zo lang geleden, deel uitmaakte. Heb ik mijn droom gerealiseerd? Of was het allemaal nep en heb ik me er doorheen gebluft? We kunnen het beter nooit weten.

Ik doezel in het maanlicht. De maan betovert, stelt gerust, doet de kwade dag vergeten. De maan is mijn vriend.

Misschien zit er een lied in.

Geen opmerkingen: